Centraal zit een vrouwenfiguur in een huiselijk tafereel. De grootouders zingen uit volle borst uit een liedboek de vader blaast krachtig op een doedelzak. Ook de kleintjes doen hun best: de baby zit op moeders schoot en blaast op het fluitje van zijn rammelaar de grote broer bespeelt dichtbij grootvader een blokfluit. De hazewind luistert met gespitste oren. Bovenaan in de cartouche kan men het spreekwoord lezen dat vermeld wordt in het embleemboek van Jacob Cats Spiegel van den ouden en nieuwen tijdt (1632). Het was erg populair in de Nederlanden van de zeventiende eeuw gezien de vele verwijzingen in literatuur en beeldende kunsten. Jacob Jordaens maakte de eerste afbeelding van dit spreekwoord (1638). Het wordt hier letterlijk weergegeven: de jongeren volgen de ouderen na. De oude man is waarschijnlijk Adam Van Noort leermeester en schoonvader van Jordaens. Misschien is de doedelzakspeler Jordaens zelf maar dat is niet erg zeker. (Els Mar�chal Museumboek)