Op de voorgrond hoedt een jonge boer steunend op een herdersstaf vier ganzen. In de achtergrond staan een man en een vrouw op het erf van een armzalig boerderijtje bij een vijftal scharrelende kippen te praten. Met dit spreekwoord of zijn variante: Hierom ende daerom gaen de ghansen baervoets wordt omschreven dat alles ook het schijnbaar onverklaarbare zijn reden van bestaan heeft. Er rekening mee houdend dat de ganzen nauwelijks groter dan eenden voorgesteld zijn mag hier wellicht aan een derde spreekwoord gedacht worden: Ben ick niet geroepen om ganzen te hoeden laet het ganzekens wezen d.w.z.: liggen grote prestaties niet binnen mijn vermogen dan stel ik mij met nederig werk tevreden. Het motief van de ganzenhoeder werd door de Oude Brueghel zij het in een zeer afwijkende vorm opgenomen in zijn Spreekwoordenschilderij (Berlijn Museum Dahlem). De onderhavige compositie gaat evenwel terug op een aan hem toegeschreven tekening van een Herder (zonder ganzen) in het Kupferstichkabinett te Dresden waarvan een kopie bewaard wordt in de Albertina te Wenen (C. TOLNAY 1952 p. 85 nr. 116). De figuur van deze Herder maar dan voorgesteld met een hond komt ook voor op twee versies van de Aanbidding der koningen van Jan I Brueghel met name in de National Gallery te Londen en in het Kunsthistorisches Museum te Wenen.