Dit werk kadert in het pointillisme of neo-impressionisme. Het werk behoort tot een reeks van acht dorpstaferelen (Faits du village) die Van de Velde in een kunstenaarskolonie in de Antwerpse Kempen in één maand tijd schilderde. Het dorpsgezicht baadt in een intern licht dat verhoogd wordt door gele, purperen en oranje stippen. De boerin bij het raam wordt door het licht omhuld. Ze draagt Vlaamse boerenkledij, en haar gestalte bestaat uit eenvoudige vlakken die duiden op haar zuivere en eenvoudige bestaan. Zij vormt het overgangselement tussen de spirituele wereld binnen de kamer en de feitelijke materiële buitenwereld.