In navolging van het postkubisme van André Lhote zoekt Cantré naar een middenweg tussen abstractie en naturalisme om zo het intellectualistische kubisme een menselijker gelaat te geven. In deze tekening in potlood verhoogd met waterverf legt Cantré net als Zadkine de volumes in gesloten vorm tegen het lichaam en accentueert hij er de fysieke geledingen van. De vorm van de figuur is gebroken en dan opnieuw samengesteld. Zo lijkt het hoofd van de romp gescheiden geweest te zijn om vervolgens weer rechtstreeks op de schouders te zetten. Cantré laat zich in de hoekige gesnedenheid van neus en kaak leiden door de Afrikaanse maskersculptuur. Realistische elementen worden sterk gestileerd zodat een statische koele sfeer ontstaat. De plastische schoonheid van het vrouwelijk naakt waarvan de volumes wel worden afgerond wordt gearticuleerd door een rigide compositie die een monumentaal klassiek evenwicht beoogt. Hoewel ze vaak mooi zijn uitgewerkt waren Cantrés tekeningen en gouaches hoofdzakelijk bedoeld als ontwerpen voor zijn sculptuur en houtsnijwerk.