De marmersoorten in de Rubenskapel zijn zo ongemeen rijk dat naar veronderstelling heel wat van het aanwezige marmer afkomstig is uit het puin van de Romeinse keizerpaleizen. De acht levensgrote witmarmeren beelden afkomstig uit het atelier Colijn de Nole geven wellicht de gelaatstrekken weer van personen uit de familie Houtappel schenkers van de kapel. Tussen twee gedraaide Toscaanse zuilen prijkt dan reuzegroot boven het altaar het hoogtepunt uit het leven van Maria: haar tenhemelopneming geschilderd door de grootmeester Rubens. Omstreeks 1611 besluit het kerkbestuur van de O.-L.-Vrouwekathedraal tot de bestelling van een nieuw altaarstuk voor het hoogaltaar. De voorkeur van het kapittel gaat niet naar een kroning van Maria waarvoor én Otto van Veen én Rubens elk een ontwerp indienen maar naar een tweede ontwerp van Rubens dat de tenhemelopneming van Maria behandelt. Bij de uitvoering op paneel gaat de onderste partij op dit schilderij evenwel - in spiegelbeeld - terug op Rubens ontwerp van de kroning van Maria bewaard in de Hermitage in St.-Petersburg. Die uitvoering voltooid in 1613 is echter nooit in de Kathedraal aangekomen maar is beland in deze Mariakapel die eerst na 1620 is gebouwd. In 1776 kocht keizerin Maria-Theresia het doek aan. Het hangt nu in het Kunsthistorisches Museum te Wenen. In 1925 hebben parochianen van St.-Carolus het origineel laten kopiëren zodat we toch een globale indruk van het oorspronkelijke geheel hebben.