Proserpina werd met medeweten van haar vader en oppergod Jupiter door Pluto meegevoerd naar de onderwereld waar ze naast hem zou regeren. De verdwijning van Proserpina veroorzaakte bij haar moeder en graangodin Ceres een immens verdriet waardoor Ceres de aarde iedere oogst onthield. Jupiter trof uiteindelijk de regeling dat Proserpina ieder jaar drie maanden bij haar moeder mocht terugkeren tijdens welke maanden de aarde opnieuw bloeide. De afwisseling van Ceres' verdriet en blijdschap om Proserpina verklaarde de seizoenen. (Ovidius Metamorphosen 5:385-424; Ovidius Fasti 4:417-450) De prent toont hoe Proserpina door Pluto wordt meegesleurd in zijn wagen. Twee putti symbolen van de liefde mennen de zwarte paarden. Oorlogsgodin Minerva (met helm lans en schild) gevolgd door Venus en Diana proberen Pluto tegen te houden. De lithografie van Cayetano Rodràguez is gemaakt naar Rubens' schilderij in Madrid (Prado inv. 1659; 1636-1638). De olieverfschets van Rubens voor dit werk wordt bewaard in Bayonne (Musée Bonnat; 1636). Het schilderij maakte deel uit van de reeks werken in opdracht van Filips IV voor de Torre de la Parada.