Omstreeks 1845 werkte Charles-François Daubigny in de omgeving van het dorp Barbizon in het woud van Fontainebleau. In tegenstelling tot Jean Baptiste Camille Corot en Théodore Rousseau maakte de kunstenaar echter geen deel uit van de kerngroep van de zogenaamde School van Barbizon. Daubigny was een van de eerste landschapschilders die belang stelden in de vluchtige aspecten van de natuur. Hij trachtte de wisselende aanblik van de natuur in vlugge schetsmatige penseelstreken te vatten. Met sommige medestanders van de School van Barbizon had hij nog een romantische invalshoek gemeen waarbij objectieve waarneming werd verzacht door het inleven van de kunstenaar in zijn onderwerp. In schilderijen zoals Rijzende maan in Barbizon staat het motief van de natuur ten dienste van het melancholische gevoel dat de mysterieuze nachtelijke schemering bij de kunstenaar opwekte.