Portret van Franciscus Oliverus Jakob Smitss vader. Het werk is vermoedelijk gemaakt in 1901, toen de ouders van Jakob Smits op vakantie waren in Achterbos. Hoogstwaarschijnlijk was het schilderij aanwezig op de jaarlijkse tentoonstelling van de Société Royale des Aquarellistes Belges in Brussel, vanaf 7 december 1901.
Het schilderij (47 x 57 cm) is uitgevoerd in de typische gemengde techniek van Smits uit de periode 1890 – 1900: een basis in aquarel en houtskool, aangevuld en afgewerkt met dekverf. Even Smitsiaans is het opvallende wit-zwartcontrast. Het figuur zit uit het centrum aan de rechterkant en kijkt mooi de ruimte in. Met een minimum aan middelen is het ‘losgemaakt’ van de achtergrond. Voor die achtergrond is een warm grijsbruin gebruikt, terwijl de kleding van het figuur in koelere tonen is neergezet. Het geheel is flink ‘bruut’ geschilderd, maar in de gelaatstrekken merk je toch ook veel raffinement.
Het werk is linksboven gesigneerd, met opdracht ‘Aan mijn goede vader’. De tijd van toenadering tussen zoon Smits en zijn ouders is aangebroken. Jakob zal zijn volle verantwoordelijkheid nemen en zijn ouder, slachtoffers geworden van malafide praktijken, in zijn huis opnemen in de herfst van 1903.
Vlaamse kunst- en erfgoedcollecties, tot in het kleinste detail