Gustave van de Woestyne (1881-1947) is de jongste kunstenaar van de eerste groep. Op nauwelijks twintigjarige leeftijd volgt hij zijn broer naar Latem en dit verblijf heeft een beslissende invloed op zijn verdere kunstenaarsbestaan. In het landleven ontdekt hij een antwoord op zijn diepe religiositeit. Van de Woestyne ontleent echter nauwelijks uit de christelijke iconografie. Het dorp en zijn bewoners vormen het toneel en de figuranten in religieuze scènes waarin de mythe of de parabel de hoofdtoon voeren. Van de Woestyne is de kunstenaar van de eerste Latemse groep bij wie de invloed van de Italiaanse en Vlaamse Primitieven het duidelijkst merkbaar is. Zo bestudeert hij Jan van Eyck en Hans Memling tijdens zijn bezoek aan de tentoonstelling van de Vlaamse Primitieven te Brugge in 1902. Maar waar de primitieven het detailrealisme propageren zoekt Van de Woestyne synthese in mens en omgeving.