Een van de belangrijkste werken in de collectie van het Museum voor Schone Kunsten van Gent is De Lezing van Emile Verhaeren uit 1903 van de Belgische neo-impressionist en symbolist Théo van Rysselberghe. De lezing is niet alleen een bijzonder intrigerend schilderij - te midden van een verstilde en geconcentreerde groep intellectuelen en kunstenaars zit Emile Verhaeren (1855-1916) met rode jas begeesterd voor te lezen uit eigen werk maar visualiseert het bovendien de culturele banden tussen Frankrijk en België aan het einde van de negentiende eeuw. Op het schilderij dat onder invloed van Seurats La Grande Jatte uit 1886 in een neo-impressionistische techniek uitgevoerd werd zijn de voornaamste symbolisten van dat moment afgebeeld. Naar aanleiding van een monografische tentoonstelling verwierf het museum als schenking van mevrouw Herbart-van Rysselberghe dochter van de kunstenaar vier tekeningen. Deze tekeningen zijn portretstudies die gebruikt werden voor De Lezing en vormen een ensemble dat ons een uniek zicht geeft op de werkwijze van van Rysselberghe en op de genese van het schilderij. Maurice Maeterlinck (1862-1949) was een Franstalige Gentenaar die in 1911 de Nobelprijs literatuur won. Hij was vooral gekend als auteur van symbolistische toneelstukken waarvan Pelléas et Mélisande en L''Oiseau Bleu wellicht de meest bekende zijn. Hoewel Maeterlinck prominent aanwezig is op De Lezing is het hier aanwezige portret geen voorstudie voor het schilderij. De auteur kijkt op deze tekening in een andere richting en is op jongere leeftijd afgebeeld dan op het schilderij. Het museum bezit wel een andere tekening die wel als voorstudie diende. Opvallend aan het portret van Henri Ghéon (1875-1944) is de correctie die op de tekening doorgevoerd werd. Van zijn rechterhand is op het schilderij enkel de pols te zien. Op de voorstudie tekende van Rysselberghe aanvankelijk de volledige hand en veranderde dit in een later stadium. Ghéon die op het schilderij uiterst rechts staat leunend op de stoel van de Franse schrijver André Gide was een Franse arts die zijn leven aan de literatuur wijdde. Hij speelde een belangrijke rol bij de heropleving van het christelijk volkstoneel in Frankrijk. Francis Vielé-Griffin (1864-1937) neemt een centrale plaats in op het schilderij. Hij zit helemaal in het midden en steunt met de elleboog op de tafel; en niet op de stoelleuning zoals op de tekening is aangegeven. In vergelijking met de tekening werd uiteindelijk ook de houding van de schouders licht gewijzigd. Vielé-Griffin was een goede vriend van de kunstenaar met wie hij een heel intense en langdurige briefwisseling voerde. Hij blijft vooral gekend als dichter en schrijver van theaterstukken. Felix Fénéon (1861-1944) tenslotte was als kunstcriticus een van de grote verdedigers van het neo-impressionisme. Daarnaast was hij vooral actief als letterkundige en theoreticus. Doorgaans wordt hij ook gelieerd aan het anarchisme dat aan het einde van de negentiende eeuw zowel in Frankrijk als in Groot-Brittanië opgang maakte. Op het schilderij staat Fénéon vollijfs en rechtopstaand afgebeeld. Opvallend in vergelijking met de andere drie tekeningen is dat de houding en kijkrichting van Fénéon op het schilderij niet dezelfde is van op de tekening waar hij halflijfs en bijzonder schetsmatig is weergegeven. Op De Lezing zijn alle personages verstild en vrij statisch weergegeven. Hoewel iedereen geconcentreerd lijkt te luisteren geven de personages tegelijk de indruk los van elkaar elk met hun eigen gedachten bezig te zijn wat aan het geheel van het doek een vervreemdende indruk geeft. De voorbereidende portretstudies daarentegen getuigen van een grote levendigheid en spontaniteit. Van Rysselberghe slaagde erin om zijn vrienden op een indringende en levensechte manier te portretteren.