Dit prachtig juweel (halsband) uit de 16de eeuw in goud en zilver wordt door de prins-voorzitter van de rederijkerskamer de Roode Roos gedragen bij optochten en plechtigheden. Vermoedelijk is het stuk afkomstig uit het atelier van een Hasseltse zilversmid, maar bij gebrek aan merktekens en archivalische bewijzen is dit moeilijk met zekerheid vast te stellen. Het is een rijk versierde ketting in laatgotische stijl, samengesteld uit zestien bandjes met namen van prinsen, onderling verbonden met achttien rozenmotieven. Aan het bovenste uiteinde zijn de twee delen van de ketting verbonden door een wapenschild met vier huismerken. De oudste inscriptie dateert van 1576. Aan de onderkant zijn de twee delen verbonden door een kleine gotische nis met daarin een verguld beeldje van Minerva, de godin van de schone kunsten. Daaronder hangt een zwaar zilveren schild met een beeltenis van Onze-Lieve-Vrouw, omgeven door een stralenkrans en de maansikkel onder de voeten. Bovenaan dit schild is een massief gouden medaille aangebracht met het wapenschild van prins-bisschop Gerard van Groesbeek, een verzoeningsgeschenk na de beeldenstorm in 1567. Op de binnenboord van het schild bevinden zich vier rozen en op de buitenboord nog twee grotere rozen. Helemaal onderaan staat het devies van de Roode Roos "Hitte Vercoelt". Aan weerszijden van het schild hangen kleinere zilveren medaillons. Het rechtse vertoont het monogram van Christus (I H S), versierd met acht rozen die gedeeltelijk het opschrift "Om Jesus soeten naeme, maeckt u God bequaeme" verbergen. Op het andere medaillon staat het wapen van de familie Sigers met acht rozen en het opschrift "Om een ick altoos pijse, Want soo reen merckt my advyse, Wilhelm Sigers 1624." Rechts onderaan het schild hangt een gouden medaille met een roos, geslagen in 1713. Helemaal onderaan hangt een zilveren driehoek met centraal, in een ronde opening, een medaillon met een oculis Dei (het oog van God), omkranst met de vrijmetselaarssymbolen passer en winkelhaak. Volgens sommige bronnen zou dit het oudste maçonnieke symbool van Limburg zijn. Aan de achterkant van het schild zijn de namen van een aantal prinsen uit de periode 1576-1784 gegraveerd.