In 1920 woonde Frits Van den Berghe enige tijd in bij Gustave De Smet in Blaricum een dorp in het landelijke Gooi ten oosten van Amsterdam. Het huis dat De Smet en zijn vrouw bewoonden noemden ze Malpertuus. De naam Malpertuus of Malpertuis is al bekend in de Middeleeuwen ondermeer als kasteel van Reynaert de Vos. Later kreeg menige herberg die naam. Het werd al gauw synoniem voor een gastvrij toevluchtsoord heel toepasselijk dus voor het huis waarin De Smet als banneling tijdens de Eerste Wereldoorlog woonde. Hier zien we Gustave en Gusta De Smet bij een tafel die het centrum vormt van een symmetrisch opgebouwde compositie. De verschillende elementen rondom vormen een geometrisch patroon. De kleur is ondergeschikt aan dat vormschema en vertoont hier en daar zorgvuldig aangebrachte kleuraccenten die de sombere avondlijke sfeer verlevendigen. Van den Berghe schilderde hier niet zoals gebruikelijk met een zware verfmaterie maar met dunne tempera wat de getekende structuur beter doet uitkomen. Het werk illustreert Van den Berghe's evolutie naar een constructief expressionisme waarin de invloed van het Franse kubisme duidelijk naar voor treedt. Ook het integreren van de naam Malpertuus in het schilderij herinnert aan de kubisitsche periode van Picasso en Braque.