De parabel van de verloren zoon vertelt hoe de jongste van twee zonen zijn erfdeel aan zijn vader vraagt en ermee naar een ver land trekt. Hij verbrast er al zijn geld en de jongeman wordt varkenshoeder om te kunnen overleven. Tenslotte komt hij tot inkeer en gaat terug naar huis waar zijn vader hem met open armen ontvangt. De verloren zoon wordt in de rechter benedenhoek in beeld gebracht. Hij smeekt de dienstmeid om wat varkensvoer. De hongerige varkens en biggen verdringen zich rond de trog. Achter een steunbalk staat een boerenknecht die alles achterdochtig gadeslaat. In de stal staan paarden en koeien en een stalknecht die door een kaars verlicht worden. Waarschijnlijk gaat het hier niet om een reëel bestaande stal maar werd het tafereel gebaseerd op afzonderlijke schetsen die de kunstenaar maakte op het platteland. Het werk wordt rond 1618 gesitueerd.