De lucht heeft een grijs-roze kleur: het is enorm koud. Het werk werd geschilderd begin achttiende eeuw de periode van de Kleine IJstijd. Tussen 1550 en 1850 waren in Noordwest-Europa de winters enorm streng en de zomers relatief koel. Dit gaf aanleiding tot de ontwikkeling van het winterlandschap als een zelfstandig genre binnen de Hollandse schilderkunst. Het schilderij wemelt van de mensen die naar de bevroren vijver komen om zich te vermaken. Sommigen schaatsen anderen sleeën een rijke familie zit in een fraaie arrenslee en links ziet men een ijsschuit waarmee men ijszeilde. Op de voorgrond bindt een man zijn schaatsen onder. Een andere heer draagt een kolfstok. Het kolfspel de voorloper van het golfspel was bijzonder populair en werd het ganse jaar door gespeeld ook op het ijs. Aan de kant van de vijver ziet men stalletjes die versnaperingen aanbieden. Rechts is een vrouw met een mand eieren gevallen. Vele schaatsrijders hebben een lange stok bij zich waarmee ze zich kunnen redden wanneer ze door het ijs zouden zakken. De gladheid van het ijs wordt gelinkt aan de onzekerheden van het leven.