Weinig auteurs hebben zich aan een commentaar bij deze twee etsen gewaagd, wellicht uit schroom of omdat men ze als een grap of een zijsprong in het werk van Smits beschouwde. Nuyts en Van Beselaere interpreteren ze als een bewijs van Smits' gevoel voor humor. Dat is vermoedelijk juist, al komt humor verder nauwelijks in Smits' oeuvre voor. In de maatschappij waarin Smits leefde en zeker in de bevolkingslaag die hij in zijn etsen toont, was dit zo menselijke gegeven overigens iets doodgewoons, waar men zich niet voor schaamde. Smits plaatst zich met dit onderwerp in een lange traditie: de uitbeelding van de mens die zijn gevoeg doet, komt in de geschiedenis van de schilderkunst uitgebreid voor o.a. bij Bruegel, Teniers, Brouwer, Rembrandt en vele anderen.
De titel die Smits aan deze etsen geeft, toont aan dat de maker ervan iemand is die uit een ander milieu komt, maar toch partij kiest voor de ongecompliceerde volksmeisjes. Hij kent de preutse burgerlijke moraal en wijst die spottend af.
Vermoedelijk zijn er twee staten. De drogenaaldlijnen boven de deuropening boven de deur zelf en op de achtergrond boven aan de puthaak laten het bestaan van een vroegere staat vermoeden.