Dit werk wordt gesitueerd in de expressionistische periode van Gustave Van de Woestyne. De afgebeelde kinderen zijn Bertha, het hulpje in het gezin Van de Woestyne, en Gaston, de zogezegde broer van het meisje die in werkelijkheid geen broer had. Zij torenen uit boven de speelgoedhuizen en -bomen naast een uit het niets opgroeiende dahlia. Ze dragen zwarte zondagskleren en zitten stokstijf op een stoel. Hun gelaatstrekken zijn karikaturaal.