Valerius De Saedeleer behoorde net als Albijn Van den Abeele en Gustave Van de Woestyne tot de zogenaamde eerste groep van Sint-Martens-Latem. In nauw contact met de eenvoud van de plattelandsbevolking en de natuur gaf hij aan zijn kunst een nieuwe inhoud. De landschappen die hij er schilderde getuigen van een haast mystieke beleving van de natuur. De Saedeleer benadrukte de oneindigheid en het tijdloze van het landschap in een sobere en zuivere lineaire stijl verwant aan de kunst van de Vlaamse primitieven die hij in 1902 op een grote overzichtstentoonstelling in Brugge leerde kennen. Met een decoratieve ritmische vlakverdeling en verregaande stilering bracht de kunstenaar in Einde van een sombere dag het landschap tot zijn wezenlijke vorm terug.