De 'Gentse' jaren van Maurice Maeterlinck hebben een wezenlijke invloed gehad op zijn wetenschappelijk geïnspireerd werk. Zo liggen zijn jeugdervaringen (zijn omgang met bijen en bloemen) zonder twijfel mede aan de basis van zijn La vie des abeilles (1901) LIntelligence des fleurs (1907) en La vie des fourmis (1930). In zijn Douze chansons (1896) later Quinze chansons (1900) klinken dan weer de volksliederen door die hij in zijn jeugdjaren had horen zingen. Zijn meest Gentse werken zijn echter Serres chaudes en Bulles bleues. Dit laatste werd geschreven in 1948 op het einde van zijn leven. Het zijn herinneringen aan zijn Gentse jeugd.