In dit werk transponeert Jakob Smits eens te meer een evangelieverhaal (Mc. 1, 9-11) naar de Kempen van zijn tijd. Onder een weidse hemel vindt het doopsel van Christus plaats in een ondiep ven. Rechts een strogedekte hoeve met een ossenkar, links een groep boerenmensen die staan toe te kijken. De heldere overkoepelende hemelpartij domineer het gebeuren, maar de donkere wolk linksboven voorspelt later lijden.