Een typisch onderwerp voor Jakob Smits: een landman zittend op een kar, die voortgetrokken wordt door een span ossen. Het plattelandsleven van rond de eeuwwisseling verliep traag: het boertje is op het tempo van de voortsukkelende ossen ingedommeld. In de achtergrond links staat een hoeve, rechts bevinden zich een snel geschetste figuur, een kerk een tweede kar en heel in de verte een molen. Boven dat alles staat de indrukwekkende wolkenhemel. Vooraan rechts is er een partij veldbloemen, die de compositie in evenwicht moet brengen.
Hoewel dit één van de meest doorgecomponeerde en afgewerkte etsen van Smits is, kan de kunstenaar toch ook hier zijn inspanning maar volhouden voorzover het onderwerp hem echt interesseert: de scène op de voorgrond en de lucht. Die zijn consequent en met grote nauwkeurigheid uitgewerkt. Aan de periferie wordt zijn stijl los en gehaast, zoals blijkt uit de drie kinderlijk getekende bloemen rechts vooraan en de krabbellijnen op het pas. Smits' accuratesse bij het etsen neemt als het ware met middelpuntvliegende kracht af.