Dit werk werd door Henri De Braekeleer in 1876 tentoongesteld onder de titel Zaal in het Brouwershuis . Het Water- of Brouwerhuis regelde via een ingenieus systeem de watertoevoer van de omliggende brouwerijen en stamt uit de zestiende eeuw. In de raadzaal kon men in de negentiende eeuw nog steeds het Corduaans (in feite Mechels) goudleder behang bewonderen. De kamer wordt hier voorgesteld als een eigentijds antiek curiosum. De oude man benadrukt de verlatenheid en vergane glorie van de plek. Hij wordt voorgesteld als een vertederend en koddig personage zijn voeten rusten op een kussen. Boven hem hangen een Sint-Arnolfusbeeldje en een zeventiende-eeuws mythologisch schilderij. Waarschijnlijk was vooral de poëzie belangrijk: de speling van het licht het koloriet de vele materialen en de onvermoeibare concentratie en subtiele gevoeligheid van de kunstenaar die dit alles gezien en geschilderd heeft.