Op negentienjarige leeftijd vergezelt Philippe de Champaigne (1602-1674) Peter Paul Rubens naar Parijs voor de decoratie van het Palais du Luxembourg. Na de terugreis van Rubens blijft De Champaigne die van Franse afkomst is in Parijs. Vrij spoedig wordt hij er tot hofschilder benoemd. De Champaigne slaagt erin een perfecte synthese te maken van de Vlaams realistische traditie en het opkomende classicisme in Frankrijk. Vanaf omstreeks 1643 werkt De Champaigne vaak voor de jansenisten van Port-Royal. Hij voelt zich verwant aan de contemplatieve strengheid en het spirituele klimaat van dit klooster. Zijn beste en meest authentieke werken dateren van deze periode. Het bijbels geà¯nspireerde historiestuk De Emmaà¼sgangers dateert van 1664. De Champaigne maakt verschillende versies van dit onderwerp. De versie uit het museum van Gent is een van de meest indrukwekkende. Het is mogelijk door het klooster van Port-Royal besteld. Een zacht clair-obscur omgeeft de monumentale levensgrote figuren. Kenmerkend voor De Champaigne is de zachtmoedige ingetogenheid en eenvoud in de gelaatsuitdrukkingen en gebaren. De evangelist Lucas verhaalt hoe twee leerlingen van Jezus hem een dag na zijn verrijzenis op weg naar het dorp Emmaà¼s ontmoeten. Pas wanneer Jezus in de herberg het brood breekt herkennen ze hem. De zoutpiramide op de tafel geldt als symbool voor gastvrijheid. De kat belichaamt van oudsher de onsterfelijkheid.