De ets en kopergravure van Pieter Claesz. Soutman gaat terug op een atelierrepliek van Rubens bewaard in Madrid (Privéverzameling). Het verloren origineel van Rubens bevond zich eertijds in Bordeaux (Musée). Het werk maakte samen met drie andere jachten deel uit van een reeks die keurvorst Maximiliaan I van Beieren bij Rubens bestelde voor het oude slot in Schleissheim. Soutman die tussen 1615 en 1620 medewerker was in het atelier van Rubens was vermoedelijk betrokken bij de uitvoering van deze grote jachtstukken. Wellicht is deze prent zoals de andere van Soutman naar Rubens pas na de dood van de meester ontstaan. Ze zijn hoofdzakelijk in de etstechniek uitgevoerd en slechts hier en daar met de burijn opgewerkt een uitzondering in de Rubensgrafiek. Overigens bestaat er geen enkele voortekening of proefdruk die met zekerheid door Rubens werd geretoucheerd. De prenten dragen ten slotte het opschrift 'P. Soutman Invenit Effigiavit et Excud[it]. Cum Privrl[egio]' hetgeen betekent dat Soutman verantwoordelijk was voor het ontwerp de uitwerking ervan en de uitgave met privilege. Dit laatste ontving hij echter pas vanaf 1636.