Opgejaagd door met zeisen uitgeruste geraamten dromt een kudde mensen door de nauwe straten van een stad. Iedereen schijnt ten prooi te vallen aan de zeisenman die dreigend boven de menigte zweeft: gezagsdragers geestelijken militairen middenstanders arbeiders enz. De dood sluipt niet alleen binnen in het pand waar juist een orgie aan de gang is maar slaat ook toe bij de zwangere vrouw rechts op het balkon. Onder een grijnzende ironie zweven bovenaan links en rechts twee groepen die wellicht de hemel en de hel symboliseren. Het skelet krijgt hier in het werk van Ensor voor het eerst een centrale rol toebedeeld. De voorstelling past in een uit de middeleeuwen stammende traditie van de triomf van de dood. Dit thema combineert hij op deze betrekkelijke kleine ets met een overdaad aan Ensoriaanse motieven. De mensenmassa ontleende hij mogelijk aan de steeds weer oplaaiende sociale onrust in de jaren 1880. Het thema van de dood komt vanaf 1887 het jaar waarin zijn vader en grootmoeder stierven herhaaldelijk in min of meer verhevigde mate terug in het werk van Ensor. De ets "De dood vervolgt de mensenkudde' komt op enkele details na geheel overeen met de gelijknamige tekening uit 1887 (Antwerpen Koninklijk Museum voor Schone Kunsten inv. 2741).