De boer die sterft

Voor de novelle De Boer die sterft een onderdeel van Karel van de Woestynes De Bestendige Aanwezigheid snijdt Jozef Cantré in 1931 een magistrale suite van zeven houtsneden. Cantré slaagt erin door te dringen tot de psychologische kern van de plattelandsbevolking en voert aangrijpend hun levensproblemen aan. In de platen II III IV en V roept Cantré in verwarde en draaiende beelden de hallucinaties van de stervende boer op. Achtereenvolgens verschijnen het gezicht het gehoor de reuk en de smaak. In deze platen is de constructie losser. Hij doet beroep op brede en krachtige zelfs brutale arceringen waardoor het compacte zwart wordt gebroken