Het tafereel speelt zich af in een ruïne-stal. De ruïne is zoals op zovele laatmiddeleeuwse kerstvoorstellingen het paleis van David uit wiens geslacht de Messias geboren zou worden (Isaias VII 13-14). De antithese met de Oude Wet wordt opgeroepen door het beeldje op het kapiteel uiterst rechts van de gehoornde Mozes voorzien van de Tafelen der Wet en een staf. Het Jezuskind ligt niet in de krib (zie Luc. II 27) maar naakt op een op de bodem uitgespreid doek. Rond het kind liggen korenaren: het werd geboren te Bethlehem (= 'Broodhuis') om het Levend Brood (Joh. VI 51) te worden (zie Wuyts*).