Jozef Peeters stelde dat schilderkunst een cerebrale kunst is die ontstaat uit de verbeelding en uitsluitend aan de wetten van de tweedimensionale vlakschikking moet beantwoorden. Geometrische vlakken genieten zijn voorkeur. Daarnaast is ook kleur belangrijk. Die wordt niet aan de natuur ontleend maar bekomen door menging van de drie primaire kleuren. Peeters vertrekt van het plat vlak als een geheel waarin de lijn de scheiding aangeeft van twee vlakken die gebruikt worden als plastische elementen niet als nagebeelde motieven. Het doek wordt verdeeld met overlangse lijnen en dit wordt opgevuld met vormen en kleuren. Hij distantieerde zich van de kunststroming De Stijl doordat hij zich niet beperkte tot de drie primaire kleuren niet enkel horizontale en verticale lijnen gebruikte en de omlijning van het vlak niet aanvaardde.