In een woeste omgeving knielen twee monniken neer voor een provisoir altaar met kruisbeeld. De een schreeuwt zijn armen wanhopig ten hemel opgeheven. De ander buigt deemoedig zijn hoofd en legt zijn lot in de handen van Christus. Een derde monnik is als het ware gevlucht in de slaap. De kunstenaar vertelt geen verhaal maar toont ons drie mogelijke reacties op het lijden: opstandigheid aanvaarding en vlucht. De compositie en de beklemmende sfeer herinneren aan voorstellingen van Jezus in Getsemane. De monniken behoren tot de Italiaanse orde van de witte benedictijnen die zich als kluizenaars in de bergen terugtrokken. Alessandro Magnasco aan wie dit werk lange tijd werd toegeschreven schilderde bij voorkeur scènes uit het dagelijkse leven van soldaten vagebonden en zigeuners. Eenzame monniken en kluizenaars bevolken zijn macabere taferelen waarin een fantastische soms demonische en mystieke wereld wordt opgeroepen. De kunstenaar hanteerde een nerveuze schetsmatige en heel directe toets. Gaandeweg beperkte hij zich tot grijswaarden met hier en daar opflakkerend wit. Het doek dat we hier zien is een kopie door een directe navolger van de meester. Het origineel bevindt zich in het Rijksmuseum van Amsterdam.